Wat moet je weten:
- Weten welke functie het deel heeft dat je gaat vervangen
- De plaats in de zin
In het Frans kun je een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. Eigenlijk vervang je dus een groot stuk tekst (lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp) door één woord (persoonlijk voornaamwoord). In figuur 1 zie je een overzicht van de vervangende woord
![]() |
Figuur 1 |
Om een persoonlijk voornaamwoord in de zin te plaatsen, moet je wel weten waarmee je het moet vervangen. Je moet dus eerst weten of je te maken hebt met een meewerkend voorwerp of een lijdend voorwerp.
Lijdend voorwerp: wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp.
Vb. Je donne le cadeau à mon ami. (Ik geef het cadeau aan mijn vriend.) Je wilt weten welke functie le cadeau heeft. Je vraagt dus: wie/wat geef ik? ik geef het cadeau. Nu weet je dus dat le cadeau het lijdend voowerp is.
Meewerkend voorwerp: aan/voor + wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
Vb. Je donne le cadeau à mon ami. (Ik geef het cadeau aan mijn vriend.) Je wilt weten welke functie à mon ami heeft. Je vraagt dus: aan/voor + wie/wat + geef + ik + het cadeau? ik geef het cadeau aan mijn vriend. Nu weet je dus dat à mon ami het meewerkend voorwerp is.
Tip! Je kunt het meewerkend voorwerp herkennen doordat het in de zin begint met het voorzetsel à.
Nu je weet wanneer iets een meewerkend of lijdend voorwerp is, moet je de plaats in de zin weten:
Als er in de zin een heel werkwoord staat, dan staat het persoonlijk voornaamwoord voor het hele werkwoord:
Vb. J'ai tout essayé pour les réunir. (Ik heb alles geprobeerd om hen bij elkaar te brengen.)
Als er geen heel werkwoord in de zin staat zet je het persoonlijk voornaamwoord voor de persoonsvorm:
Vb. Elles me disent que je suis moche. (Ze zeggen me dat ik lelijk ben.)
Bij een ontkenning komt het persoonlijk voornaamwoord direct vóór het werkwoord te staan.
Vb. Je ne lui donne pas de cadeau.